Het is juni 2021, half twee 's nachts. Ik schrik wakker van het geluid van mijn ringtone. Mijn hartslag schiet direct omhoog. Wie er belt of waarom, dat weet ik niet. Wat ik wél weet, is dat nachtelijke telefoontjes in veel gevallen weinig goeds betekenen.
"Lief", staat er op mijn schermpje.
Lief – beter bekend als Lex – is mijn man. Daarnaast is hij bakker en op dit moment beneden mij, in onze bakkerij, aan het werk.
We bellen elkaar vaak, maar nooit 's nachts.
Het kan maar één ding betekenen: er is stront aan de knikker.
"Lex?" zeg ik vragend.
"Het gaat niet goed," antwoordt hij benauwd. "Ik denk dat je moet komen."
Lex heeft al een tijdje een chronisch verstopte neus. Op zijn handen zit soms eczeem, wat verergert tijdens de – voor een bakker – drukste maanden van het jaar: het najaar.
De signalen waren er al even. Maar hij wilde en kon ze – uit angst voor de waarheid – eerder niet zien.
"Het gaat wel weer over," waren steeds zijn woorden.
Maar helaas ging het dat niet. Een bittere waarheid die hij, na deze toch wel enge nacht, niet langer kon negeren.
Dertig procent van de bakkers wordt getroffen door een grondstofallergie, vaak tarwe of rogge. De helft van hen vertoont symptomen van bakkersastma, zoals kortademigheid, piepende ademhaling, niezen en/of hoesten.
Lex werd na de beruchte nacht uitgebreid onderzocht door het NKAL – het Nederlands Kenniscentrum Arbeid- en Longaandoeningen – en de uitkomst bleek niet mis. Bij een score van 0,35 of hoger spreek je van een allergie.
Lex scoorde 0,52 op tarwe.
En een bizarre 2,7 op rogge.
De diagnose?
"Als je zo doorgaat, ontwikkelt het zich tot bakkersastma. En bakkersastma = einde bakkerscarrière."
De klap was – op z'n zachtst gezegd – groot. Mijn man was niet zomaar een bakker, maar bakker in hart en nieren. Iemand die leefde voor het vak. Leefde voor het ambacht. Daarnaast is hij iemand die altijd doorgaat. Niet voor één gat te vangen is.
Maar de stront aan deze knikker…Die bleek niet zomaar weg te poetsen.